Vol ongeloof keek ik naar de verminking. Een heet verlammend gevoel raasde door mijn lijf. Had ik hier niet juist uitdrukkelijk voor gewaarschuwd, gesommeerd om het niet te doen?

Na jaren zoeken had ik haar gevonden: Ambachtelijk vakmanschap, onverwacht binnen bereik. Twijfelend over addertjes en mijn eigen gebrek aan inschattingsvermogen, had ik de gok gewaagt en haar gekocht. Een strijkinstrument is een kwetsbaar iets. Onzichtbare variabelen bepalen subtiele eigenschappen die het verschil maken. Voor een beginner als mijzelf een onmogelijke opgaaf om de werkelijke waarde ervan in te schatten. En toch voelde ik meteen dat dit een buitenkans was. Ik moest het doen, het risico was niet te groot, het instrument was zijn aankoopprijs zeker waard. Met enig geluk was het een vondst, die zich waardevoller zou tonen dan op het eerste gezicht. Opgetogen nam ik mijn schat mee naar huis. De eerst volgende stap zou een inspectie en afstelling door een expert zijn. Jarenlange ervaring heeft me wel dat geleerd dat een technische inspectie en goede afstelling zichzelf ruimschoots terugverdienen. De bas moest nog even naar een luthier en kon dan onderdeel worden van mijn muzikale avontuur.

“Beste mooi geworden hè?” De dader lachte er trots bij. Hij was me aangeraden door velen, en niet de minsten. Hij was de specialist, hij deed niet anders, iedereen ging naar hem, zelfs andere bouwers. Hij had weinig interesse toen ik het instrument bracht. Met een licht ongeïnteresseerde blik taxeerde hij het instrument en somde wat prijzen op voor de benodigde aanpassingen en afstelling. Met weemoed had ik hem de bas toevertrouwd. Het moest gebeuren en hij was blijkbaar in goede handen.

Vol enthousiasme toog ik naar Almere. De bas was klaar, mijnheer Suringar wees waar ze stond. Misschien had ik nog interesse in een bijpassende hoes? Ik bekeek het resultaat; Het was niet af. De toets was tegen de afspraak in niet geschuurd. Daarentegen de hals wel en daarbij was meer geraakt dan de hals zelf. Ik wees hem op afgeschuurde lak op de zijkant van de toets en aan de achterkant van de hals. Kon dat niet mooier afgewerkt worden? Hij was verbaasd, maar natuurlijk mocht ik hem laten staan. Hij zou het nog wel even bijwerken. De laatste vraag echoot nu nog na in mijn oren. “Zal ik het met bruine lak aflakken?” ik antwoorde ontkennend. Als de kleur zo precies kwam, kon dat alleen maar leiden tot kleurverschil en een rommeliger resultaat. “Blanke lak graag, dank u”.

De tranen drongen zich op. Bruine lak was het toch geworden. Het resultaat was om te huilen. Grote bruine dotten verf, op de hals en kop van mijn ooit zo mooie bas, zichtbaar met een kwast aangebracht. Hadden we niet afgesproken dat juist niet te doen? “Ik dacht wel dat het veel mooier zou zijn” opperde de stoïcijn. Op de zijkant van de zwarte toets donkerbruine lak met zakkers, die hier en daar ook nog druppelsgewijs op de toets zelf terecht was gekomen. De bas moest hier weg, zo snel mogelijk, om verdere schade te voorkomen. En nee, ik hoef geen hoes, niet van u.

Soms vraag je je af waarom je niet meteen naar de meester toe gaat. Jaren geleden had hij uit een kapotte viool een waar meesterwerk gerestaureerd. Toch was hij niet direct in mijn hoofd opgekomen. Contrabas versus viool, het lijkt zo’n groot verschil. Maar de handen van de meester zijn bepalender dan wat erin ligt. Na een week stonden de tranen wederom in mijn ogen, maar nu van geluk. Alles kaal gemaakt en opnieuw in de lak gezet, is de bas nog mooier dan zij aanvankelijk al was. “Zo’n mooi instrument is dat toch waard” straalde hij. Ik kon hem wel omhelzen. Andre van Putten uit Kampen is mijn held. En de bas straalt. Elke dag klinkt ze mooier en laat ze mij ook stralen.